Word jij wel gehoord?

Word jij wel gehoord?

Mijn vorige blog heeft heel wat reacties opgeroepen!

De meesten vonden het vooral een systeem-probleem of toch op z’n minst een combinatie van systeem en individueel probleem.

Een ander ‘systeem-probleem’ waar wij als vrouwelijke artsen mee te maken hebben is de masculiene (medische) cultuur waarin we leven en dus ook werken.

De medische omgeving is nog steeds masculien in de zin dat ze daadkracht, kennis, competitie, zakelijkheid en resultaten hoog waardeert. Het is een soort apenrots.

Feminiene eigenschappen als empathie, samenwerking, harmonie, collegialiteit en duurzame kwaliteit, die je juist in de zorg zou verwachten, staan lager in de pikorde.

Ondanks dat er zoveel vrouwen werken is de gezondheidszorg nog steeds ‘a man’s world’.

In een coachgesprek met Amy* kwam dit ook aan de orde. Ze werkt als internist in een groot perifeer ziekenhuis.

Ze beschrijft hoe ze de vorige maatschapsvergadering, na lang aarzelen, de indeling van de poli’s ter sprake heeft gebracht. Die staan nu steeds overvol. De spreekuren lopen uit, ze blijft met een berg administratie zitten die nog ergens gedaan moet worden. En ze kan zo niet de kwaliteit van zorg leveren die ze wil.

Daarnaast zetten de assistentes de meer complexe patiënten met veel multimorbiditeit liefst bij haar en haar vrouwelijke collega neer. Ze weten al van tevoren dat deze patiënten anders ontevreden zijn en alsnog bij een andere arts een afspraak willen hebben. Op deze manier is de werklast wel heel erg oneerlijk verdeeld en haar spreekuur loopt nog meer uit.

Een van de mannelijke collega’s keek geïrriteerd op zijn horloge, onderbrak haar verhaal en zei dat ze maar iets aan haar time-management moest gaan doen. Hij liep zelf nooit uit. Bovendien was het toch fijn dat ze eindelijk weer eens wat productie konden draaien na de terugval vorig jaar door Covid. De rest van de maatschap (behalve haar vrouwelijke collega) knikte daarbij instemmend.

Ze was zo verrast door deze reactie dat ze vervolgens haar mond maar heeft gehouden.

Dit is een typisch voorbeeld van botsende feminiene en masculiene waarden.

Vrouwen hebben daar over het algemeen meer last van dan mannen. Zij ervaren vaker dit waardenconflict: het gaat om geld, niet meer om mensen. Ze willen ook graag op een harmonieuze manier samenwerken en aardig gevonden worden. Als ze dan zo bot worden afgekapt klappen ze dicht. Ze weten niet goed hoe ze met deze dominante stijl moeten omgaan.

Ze worden vaker niet gehoord.

Hoe ervaar jij dit in je (werkende) leven?

Word jij wel gehoord?

 

Vrouwen en mannen zijn wel gelijk maar niet hetzelfde. We hoeven ons dan ook niet mannelijk te gaan gedragen. Maar we kunnen naast de Yin ook wel wat Yanggebruiken.

Jezelf (blijven) uitspreken en zorgen dat je gehoord wordt is eng.

Dat vraagt moed.

Daar sta ik ook bij stil in mijn nieuwste boek ‘Veerkracht voor vrouwelijke artsen’, dat eind maart is verschenen.

Hier kun je een stukje uit mijn boek lezen. Het is onderdeel van hoofdstuk 5 ‘Durven’.

Jouw stem is ook belangrijk, dus laat jezelf horen!

* ivm privacy heb ik naam en omstandigheden aangepast.

 

 

Maak jij ook deze denkfout?

Maak jij ook deze denkfout?

Hoewel ik een latte of cappuccino op zijn tijd heerlijk vind, drink ik vooral thee. Verse gember, citroengras- of muntthee. Maar ook de zakjes van Yogi Tea. Op elke labeltje staat een spreuk.

Meestal passen de spreuken wel in ‘mijn straatje’, maar vorige week was ik onaangenaam verrast door de volgende spreuk:

Compassie is helemaal niet het constant
van jezelf aan anderen geven!
 
Dat is een denkfout.

 

Compassie is het natuurlijke vermogen om je betrokken te voelen bij pijn en lijden, met de wens om deze pijn en dit lijden te verlichten en daarin verantwoordelijkheid te nemen.

Met name op dit laatste punt gaat het bij veel vrouwelijke artsen mis: ze voelen zich erg betrokken bij de problemen van anderen en willen graag helpen die te verlichten. Daarin gaan ze makkelijk te ver.

Ze ‘denken’ dat zij verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de ander. Dat ze tot het uiterste moeten gaan om te helpen. Dat ze zichzelf helemaal moeten geven. Als dokter, als moeder, als dochter, als vriendin.

Net als Eva*, die werkt als specialist ouderengeneeskunde. Zij is pas 43, maar wel de arts die het langst bij deze organisatie werkt. Ze kan het goed vinden met de verzorgenden, de psycholoog en de paramedici die betrokken zijn bij de zorg. Toen, midden in de Covid-periode, het teamhoofd en een van de artsen ontslag nam, voelde zij het als haar verantwoordelijkheid om te zorgen dat alles goed bleef lopen. Ze nam extra taken op zich en bood een luisterend oor aan het team. Twee weken geleden belde ze me op, omdat ze het gevoel had tegen een burn-out aan te zitten.

Of zoals Sigrid*, oncoloog. Ze vindt het ongelooflijk moeilijk om te zien wat deze Covid-periode doet met ‘haar’ patiënten. Behandelingen worden soms uitgesteld. Patiënten durven niet naar het ziekenhuis te komen uit angst besmet te raken. En er zijn ineens minder kankerdiagnoses. Het gaat haar allemaal enorm aan het hart. Daarnaast heeft ze zorgen om haar middelste zoon. Die trekt zich steeds meer terug en reageert soms weer met woede-aanvallen. Tijdens ons kennismakingsgesprek blijkt dat ze sinds het begin van de eerste lockdown eigenlijk nog geen dag echt voor zichzelf heeft gehad. Ze is steeds maar in de weer om voor iedereen te zorgen…

Met verantwoordelijkheid in bovenstaande definitie van compassie wordt iets anders bedoeld. Het gaat om de verantwoordelijkheid in actie te komen waar het kan, maar ook tot zover het kan. Het gaat dus om de juiste maat.

Veel zaken zijn buiten je controle en het leven is nu eenmaal onvoorspelbaar en rommelig.  Dat is afgelopen jaar wel heel duidelijk geworden. Het is van belang onderscheid te maken tussen je cirkel van invloed en betrokkenheid.

En het is van belang ook begripvol, vriendelijk en ondersteunend naar jezelf te zijn.

Je maakt als het ware een U-turn.

Je geeft jezelf dezelfde behandeling als je bij al die anderen doet. Je herstelt daarmee je denkfout. Je bent niet constant aan het geven, maar je ‘neemt’ ook.

* ivm privacy heb ik naam en omstandigheden aangepast

Wat te doen met dat eeuwige schuldgevoel…

Wat te doen met dat eeuwige schuldgevoel…

Vorige week sprak ik met Simone*. Simone werkt als SEH-arts en heeft 3 kinderen van 5, 8 en 10 jaar oud. Ze heeft gekozen voor een coachtraject om weer de regie te kunnen pakken over haar leven. In plaats van voortdurend achter de feiten aan te lopen en steeds vermoeider te raken.

‘Ik voel me de hele tijd schuldig. Ik heb elke week een ander rooster. Ik ben veel weg in de avonden en de weekenden. Vanwege de tweede corona-golf met veel zieke collega’s heb ik ook nog extra diensten gedaan. Ik voel me schuldig tegenover mijn kinderen, dat ik er zo weinig ben. Ik voel me schuldig tegenover andere ouders, dat ik mijn kinderen wel naar de noodopvang kan brengen.

Laatst heb ik een extra dienst geweigerd, omdat ik er helemaal doorheen zat. Toen voelde ik me weer schuldig dat ik mijn leidinggevende en mijn collega’s met extra werk opzadel. En thuis ben ik ook niet echt gezellig. Doordat ik zo moe ben, heb ik een heel kort lontje. Mijn man en kinderen moeten het vaak ontgelden. En dan voel ik me weer schuldig. Oh, wat baal ik van dat eeuwige schuldgevoel!’

Volgens Jannah Loontjens in de Volkskrant heeft iedereen last van schuldgevoelens. Zij omschrijft schuldgevoel als de emotie die je hebt als je iets hebt gedaan dat je niet had moeten doen. Of omgekeerd: als je iets niet hebt gedaan dat wel had gemoeten. Het gaat blijkbaar om het voldoen aan bepaalde normen.

Maar wiens normen zijn dat eigenlijk? Zijn het de normen die we van onze ouders geleerd hebben, zoals ‘rust of iets leuks moet je eerst verdienen’ of ‘je moet altijd je uiterste best doen’? Zit het in onze westerse cultuur met het streven naar succes en perfectie? Of is het vooral de medische cultuur waarin je sterk moet zijn en alles aan moet kunnen?

Ons eeuwige schuldgevoel is vooral aangeleerd.

Het heeft een nuttige functie: het zorgt ervoor dat we ons aanpassen aan de normen van onze omgeving en zo beter kunnen samenwerken en -leven.

Maar het gaat, vooral bij vrouwen, vaak te ver.

We willen aan alle, vaak tegenstrijdige, normen voldoen: we willen een aantrekkelijke, vrolijke partner zijn EN een zorgzame, kalme moeder EN een slimme, sterke dokter. Dat is onmogelijk!

We voelen ons schuldig over dingen waar we helemaal niet verantwoordelijk voor zijn: dat andere moeders het zwaar hebben omdat hun kinderen niet naar de noodopvang mogen. Dat de reguliere zorg door de corona-drukte niet door kan gaan. Of dat opa en oma niet langs kunnen komen op de verjaardag van je kind.

We voelen ons zelfs schuldig over onze gedachten! Je zou je kind wel achter het behang willen plakken (oh, wat een slechte moeder). Je zou dat agressieve familielid van die patiënt wel corona toewensen (oh, wat een slechte dokter). Je zou wel even een weekje alleen naar een tropisch eiland willen (oh, wat een egoist/ luxepaard/ vul maar in).

Hoe weet je nou of je schuldgevoel ’terecht’ is?

Vraag jezelf gewoon letterlijk af:
– Ben ik hier echt zelf verantwoordelijk voor of is het een ander?
– Is dit überhaupt iemands verantwoordelijkheid of zijn het de omstandigheden waar niemand iets aan kan doen?
– Gaat het hier om een norm van mijzelf of is dit vooral aangeleerd?

En zoals altijd…

…wees vriendelijk voor jezelf!

We zijn nu eenmaal als mensen een combi van onze genen, onze opvoeding en alle gebeurtenissen in ons leven. Dat eeuwige schuldgevoel is daar een onderdeel van. En je bent dus niet de enige!

* ivm privacy heb ik naam en omstandigheden aangepast